It(em) es te weten(e) dat de voirs(creven) leste guedinge/ geschiet is om dair mede te lossen(e) en(de) af te quijten(e)/ alsulken twee rijders erflijker rinten als jacop wijlen/ scolier hadde opden voirs(creven) willem(me) wijlen van dyeven/ ende zijn borghen dair af deselve jacop mits desen/ der voirs(creven) weduwen ende hue(r) kinde(re)n geloeft heeft/ costeloes ende schadeloes te houden ende tontheffen(e)/ t(am)q(uam) ass(ecutu)[m] Ende dat hij den moet van peete(re)n coelkies/ die dactie vand(en) selve(n) twee rijders heeft sal gecrigen/ alsoe dat de voirs(creven) weduwe hue(r) kinde(re) ende hue(r) goede/ dair af niet meer gepraemt en sulle(n) sijn Des heeft/ peeter coelkies die dactie vand(en) voirs(creven) twee rijders/ erflijck overheeft van janne van bolloe die de dochter/ getrout hadde van jacoppe wijlen scolier metten/ rechte en(de) actie vand(en) beleyde d(aer) uuyt gespruyt/ renu(n)c(ierende) geloeft dat hij metten selven beleyde/ den voirs(creven) jacoppe ne(m)mermeer hynder letsel oft/ impediment doen en sal aen de voirs(creven) goede hem/ op heden overgegoet behalve(n) dat tselve beleyt/ sal bliven in zijnder macht inden gevalle oft hem/ e(n)nige vanden kinde(re)n in toecomen(de) tijden e(n)nige(n) stoot/ daden inde voirs(creven) goede oft e(n)nige van dien in/ welken gevalle de voirs(creven) peeter hem alle behulp van/ rechte doen sal tegen de voirs(creven) kinde(re) en(de) staen geheel
//
alsdan op sijn recht opde goede des voirs(creven) wijlen/ willems Ende soe verre deselve jacop hem des/ versuect sal hij hem dactie en(de) dbeleyt vanden/ selve(n) twee rijders overgeve(n) ten selve(n) rechte behalve(n)/ dat hij hem dair mede niet voirde(r) behulpen en sal/ dan teghen de ghene vand(en) kinde(re)n die hem dan/ stoot maicten cor(am) eisd(em) seu p(er) will(el)mu(m) de lele/ p(ro)cur(atorem) pet(ri) coelkies (et)c(etera) tymple buetsele dec(embris) iii a(nn)[o] xv[c]