Ald(air) daneel vand(er) rivie(re)en als p(ro)cr(eur) wout(er)s van meerbeke/ inde banc voir meye(re) en(de) scepen(en) van loven(e) dede lesen eene/ c(er)tificacie der scepen(en) van thielt inhouden(de) in substancie(n) dat de/ voirs(creven) wout(er) tande(re)n tijden in rechte gestaen hadde voir meye(re) en(de)/ scepen(en) van thielt tegen reyne(re) greskens aengaen(de) eene(n) rijder/ lijftochte(n) bebrieft met scepen(en) brieve(n) van loven(e) die de voirs(creven) wout(er)/ voir den voirs(creven) reyne(re) hadde betailt alsoe hij genoech gethoent hadde/ voir scepen(en) van thielt en(de) dat dair inne soe v(er)re was p gep(ro)cedeert/ dat bij ov(er)geven(e) van p(ar)tien in wed(er)zijden zij vand(er) selver questie(n)/ dach name(n) rechts te plegen voir meye(re) en(de) scepen(en) van loven(e)/ op saterdach doen naistcomen(de) dwelc geschiedde xii dage in dece(m)bri/ lestleden en(de) stelde de voirs(creven) reyne(r) ald(air) te borge om te voldoen(e)/ tgene des trecht over he(m) te love(n) wijsen soude arnde vlaye/ zijne(n) zwage(r) en(de) janne v(er)beke dwelc p(ar)tien soe lange hadde(n)/ acht(er)houwen dat reyne(r) greskens aflivich wordden was/ en(de) dat alsoe d(air)nae daneel als gemechticht des voirs(creven) wout(er)s/ met scepen(en) van thielt was gegaen totter huysvrouwe(n) des/ voirs(creven) wilen reyniers huer vragen(de) oft zij tegen he(m) te loven(e)/ te rechte woude come(n) hij soude haer eene(n) gelike(n) dach setten/ oft hij soude voirts p(ro)cede(re)n opde borgen die hem antwoirde/ dat zij te rechte niet come(n) en woude desgelijcx cu(n)dichde/ dat de voirs(creven) daneel den voirs(creven) borgen d(air) op dat arnt antw(oir)de/ hij en woude he(m) gheene(n) dach beteeken(en) mair hij soude des ande(re)n/ daichs te loven zijn woude daneel dan spreken dat mochte hij/ doen ind(er) mate(n) de voirs(creven) c(er)tificacie vand(er) daet xiiii[c] lxxxvi vii/ dage in meye dat inhielt en(de) begreep welke c(er)tificatie alsoe/ gelesen zijnde dede de voirs(creven) daneel als p(ro)cur(eur) des voirs(creven) wout(er)s segge(n)/ dat hij hem bereet gaf en(de) p(rese)nteerde om acht(er)volgen(de) der voirs(creven) handelinge(n)/ zijne ae(n)sprake opder voirs(creven) wed(uw)[en] oft hue(r) borge(n) te doen(e) soe v(er)re zij/ te rechte co(m)pareerden en(de) wa(n)t zij niet en co(m)pareerde(n) sustineerde de/ voirs(creven) daneel dat de voirs(creven) weduwe en(de) hue(r) borgen sculdich soude(n) zijn/ den voirs(creven) rijd(er) soe v(er)re wout(er) dien voir den voirs(creven) wile(n) reyne(re) betaelt/ hadde opte leggen(e) en(de) te betalen(e) mette(n) coste(n) d(air) op geloope(n) Es bij/ scepen(en) van loven(e) ter manissen smeyers gewesen gelieft den voirs(creven) daneele/ zijne p(rese)ntacie te doen(e) teeken(en) dat hij dat doen mach in sca(m)pno maii/ xiii