Nae dien gielijs de greve poirte(r) van des(er) stad die te/ meer stonden op zijn te kynne(n) gheven verworve(n) hadde/ des(er) stad brieve aen den meye(re) van gaesbeke om costeloes/ en(de) scadeloes ontslagen te hebben(e) seke(re) corevruchten bijden/ selven meye(re) ten v(er)sueke m(ijner) vrouwe(n) van kest(er)gate/ beslagen en(de) die hij seyde hem toebehoiren(de) en(de) dat ten/ uuyt(er)sten de voirs(creven) meye(r) comen wa(r)e alh(ier) voir den raide/ vand(er) stad op hem op zijn exces en(de) mesgrijpt in des(er)/stad gedaen te verantweerden(e) (et)c(etera) Soe is op heden/ comen en(de) geco(m)pareert voir den selve(n) raide de voirs(creven)/ meye(r) en(de) met hem gielijs rapaert inden name en(de)/ van wegen d(er) voirs(creven) m(ijner) vrouwen van kest(er)gate ter eenre/ en(de) de voirs(creven) gielijs de greve poirte(r) ter ande(r) zijden Ald(air)/ de meye(r) tot zijne(n) verantweerden(e) seyde dat hem/ qualijc soude vuegen oft soe wa(r)e als de voirs(creven) gielijs/ te kynne(n) gegeven hadde dat hij des(er) stad brieve(n) niet/ onderdanich en soude wesen mair men soude t(er) wairheit/ bevi(n)den dat hij de goede mette(n) yersten brieve hadde/ ontslagen en(de) hem d(air) af met zijne(n) dyene(re) de conde/ gedaen dwelc hij ofts noot wa(r)e p(rese)nteerde te bewijsen/ en(de) men soude oic ter wairheyt bevi(n)den alsoe de voirs(creven)/ meye(r) en(de) gielijs seyden dat de goede die hij begheerde/ ontslagen te hebben(e) den voirs(creven) gielijse gheenssins toe en/ behoirden oic al hadden die gielijse toebehoirt des neen/ soe wa(r)en die voir drie mudde(n) corens erflijc aen d(er) voirs(creven)/ vrouwen van kest(er)gate met rechte uuytgewo(n)nen en(de)/ met kercgeboden bleve(n) en(de) tande(re)n tijden als de voirs(creven)/ gielijs de voirs(creven) goede tegen de voirs(creven) vrouwe(n) hadde/ gepijnt te v(er)antweerden inde banc van le(n)neke dair/ onder die resorte(re)n was hij d(air) af met hoot vo(n)nisse/ d(er) scepen(en) van loven(e) verdoolt en(de) geco(n)da(m)pneert inde/ costen dwelc zij al met c(er)tificacie(n) der voirs(creven) banck/ van le(n)neke en(de) oic mette(n) erfbrieve(n) vanden drie/ mudden corens erflic die zij d(air) om in rechte alhier/ exhibeerden genoech deden blijken Versueken(de) alsoe/ mits dat dese questie ghinc ane gronde(n) van erve
//
gere(n)voyeert te wordden(e) ter plaetsen dair dat behoirde/ D(air) tegen de voirs(creven) gielijs seyde dat hem noyt ter kennessen/ comen es was dat de goede hadden ontslagen geweest/ nyetmyn hij was d(air) af te vreden mits dat zij/ ontslagen wa(r)en en(de) sustineerde wa(n)t hij recht totten/ vruchten p(re)tenteerde te hebben(e) dat de kynnesse/ van dien mits dat de vruchten p(er)soneel wa(r)en alhier/ sculdich soude zijn te bliven met meer woirden bij/ p(ar)tijen in wed(er)zijde geallegeert met vele in rechte/ dyenen(de) Es d(air) op bijden selve(n) raide vand(er) stad get(er)mineert/ en(de) uuytgesproken voir recht dat zij de sake en(de)/ p(ar)tijen stellen en(de) renvoye(re)n ter plaetsen dair de/ gronde van erve(n) gelegen zijn in (con)s(ili)[o] opidi maii/ xii